Naar aanleiding van het overlijden van Leo Vroman op 22 februari jl. publiceren we hier de bijdrage die hij twintig jaar geleden schreef voor onze uitgave de Pasarkrant, die toen nog drie maal per jaar uitkwam. Ter gelegenheid van het Tjalie Robinson Symposium dat enkele maanden later op de Pasar Malam Besar zou plaatsvinden, haalde Leo Vroman herinneringen op aan zijn vriend Tjalie.
Ik: Weet je wat ik van goede dode vrienden zo vervelend vind?
Tj: Wat? Nu nog kritiek? Wat vind je dan zo vervelend van mij?
Neenee, zo maar, dat dode vrienden zo vaak veranderen zonder daar met mij over te willen praten.
Man, praat maar op hoor, ik kan best eens luisteren.
Nou…Ja, wat moet ik nou zeggen. Bijvoorbeeld, de eerste keer dat ik je ontmoette, bewust tenminste, was in Cimahi.
Dat zal wel, maar dat is meer veranderd dan ik: toen spelde je het Tjimahi, en mij spel je toch geen Calie hoop ik.
Nee maar toen heette jij zelfs nog geen Charlie, je was toen gewoon Jan Boon, en kort daarna al mijn vriend Jantje.
Gewoon Jan Boon, leuk zeg, dat rijmt. Kan je zo publiceren dank zij jouw faam als poweet ja?
Maar jij was toen al een echte schrijver, ik zie je nog ongeveer achter een antieke schrijfmachine aan de Kampkroniek werken.
Man dat ding was helemaal niet antiek. Dat was immers toen. Hij sloeg alleen gaten in de a en de o.
Wacht even, Jantje. Verdomd, daar heb je het al. Ik heb hier de fotokopie van mijn dagboek op schoot met de voorpagina van Kampkroniek, Zaterdag 6 Maart 1943, 1e Jaargang No. 46, Weekblad voor het Krijgsgevangenkamp te Tjimahi, Redactie en Administratie Barak 43 bij Waroeng A…
Waarachtig? Herinner je je die warung nog?
Nauwelijks, maar wat ik wou zeggen is dat in dat nummer de a’s en de o’s helemaal niet stuk zijn of dichtgeslibd.
Mag ik me dan ook al niet meer vergissen?
Nee, maar je mag mij niet woorden in je mond laten leggen.
Liever woorden dan iets anders. Maar waarom hebben we het dan niet over iets wat je echt niet kan weten, dan vertel ik het je wel.
Wat ik het liefst zou willen weten is of ik mij niet vergis. Bij voorbeeld, je hebt twee, nee drie keer gedroomd waarheen we zouden worden getransporteerd, en elke keer kwam het uit.
En welke keren was of waren dat?
Weet je dat niet of ben je bezig mij examen af te nemen? Nou in ieder geval, de eerste keer was nog in Cimahi. Je had mij en misschien ook Rob en Erik verteld dat je droomde dat we ergens heen zouden gaan waar we buiten op tegels zouden slapen. En dat gebeurde.
Ik tenminste heb buiten geslapen, maar misschien deed ik dat wel opdat de droom vervuld rake of hoe zeg je dat. Ik heb je daar niet zien liggen.
Weet je wat ik geloof? Het was in die barakken van Batavia, ook weer zo’n naam, zo heet dat ik ook aan je droom dacht en maar buiten ben gaan liggen.
En toen droomde ik dat we ergens heen zouden gaan waar we voor korvee een dal door moesten dat begroeid was. Klopte toch ook?
Ja, Shangi. Wat je natuurlijk niet droomde was dat je daar eigenlijk mijn beste vriend zou worden.
Dat was niet zo moeilijk want je kende daar geen kloot. Van kloten gesproken, heb ik je daar niet mijn advies gegeven voor je huwelijksnacht?
Ja, en je had gelijk. Ik heb dat zelfs verteld op een bijeenkomst in Jakarta een paar jaar geleden. Iedereen praatte zo onpersoonlijk over je, ten minste zo leek het.
En heb je ze het toen verteld wat het was?
Wat wat was?
Wat bedoel je, wat wat was. Wat dat advies was.
Ben je gek, dat is tussen ons twee, of drie, Tineke was je heel dankbaar, want je had gelijk.
Mm, dat weet ik. En weet je nog die pap die ik voor je maakte toen je ziek was? Man die kostte mij wat.
Of ik die nog weet? Je vertelde dat je hand wat was uitgeschoten toen je er een snippertje zout in wou doen, en om dat goed te maken heb je er een schep van je dierbare suiker bij gedaan.
En smaakte het toen?
Het smaakte zeker, maar naar zoute drop. Als iemand je ooit zoute drop pap aanbiedt, eet het niet.
Ik geloof niet dat ik veel heb aan dat advies van je. Aardig dat je het toch hebt opgegeten.
(Mij het schudden van de planten herinnerend waar de pap op terechtkwam toen ik hem achter zijn rug uit het raam kieperde) Ja, voor de vriendschap. Je hebt mij ook op de vruchtjes van de wilde passiebloemen gewezen en die heb ik met smaak gegeten.
Ja, het was zo’n wit zanderige grond en ze kropen laag langs de paden.
En ik herinner me nog om een of andere reden je zwart wit rood geruite broekje, dat je aan een touwtje te drogen hing, maar ik herinner me niet meer of het een onder- of bovenbroekje was.
Ik geloof dat ik mijn paar kleren vaker waste dan anderen.
En toch…ik herinner me je wel glimmend, daar in de zon, de wervels in je rug, en zo, maar je glans was niet zozeer van het zweet, lijkt mij, als van goed gebruikt en gepoetst leer.
Nee dat was gewoon zweet, man. En toen droomde ik dat om een of andere kleine reden jij wel naar Japan zou worden getransporteerd en ik niet.
Ja, jij kreeg een oogontsteking en mijn dysenterie ging voorbij. Ik kan me ons afscheid niet meer herinneren. Je keek geloof ik wat fronsend in de verte op zoek naar een onsentimenteel woord, maar de horizon was zelf te zacht. En ten slotte, toen je ons grijs en wel in Brooklyn bezocht…
Ach man, als je sentimenteel wilt worden doe je dat maar alleen. Jullie, levenden, zijn trouwens toch wel totoks in het Land der Doden. Sudah.
Ja ik blijf wel een totok hè? Maar ik ben ten minste met een Indisch meisje getrouwd. Ze zegt dat ze dank zij jou begreep dat ze tot een groep hoort.
Ach kijk is, het hindert allemaal niet. Jij hebt het land lief, en Tineke, en je houdt van mij, blijkbaar, om onverklaarbare redenen. Genoeg al.
Tot ziens.
Leo Vroman
Brooklyn, 13 januari 1994.
(Eerder gepubliceerd in de lente-editie 1994 van de Pasarkrant, een uitgave van de Stichting Tong Tong.)